Skip to main content

Expats komen en gaan. Ze integreren niet, spreken geen Nederlands, maar ze wonen wél in onze huizen. Oja, en ze zijn arrogant. Een bloemlezing van wat je op een verjaardagsfeestje kunt horen. Je voelt al aan: dit is niet helemaal de waarheid. Was dat wél het geval, dan leek de gemiddelde expat verdraaid veel op ome Harry.

Ome Harry is een zonderlinge, asociale peetoom. Iemand waar je geen woord van begrijpt, die zijn eigen naad naait en in zijn eentje in een huis woont waar een heel gezin in past. Maar goed, hij is wel slim. En hij heeft geld. Dus de familie vergeeft hem zijn rare gedrag.

De meeste lezers hebben wel zo’n ome Harry. En er zijn ook vast een paar expats die aan dat beeld voldoen. Want die stereotypering komt natuurlijk wel érgens vandaan. Gelukkig staan er tegenover elke ome Harry wel honderden, zo niet duizenden, ome Huberts. Stuk voor stuk topgozers.

De familieroots van ome Harry en Hubert zal ik je besparen. Ik neem je wel even mee naar de achtergrond van de expat. Misschien vinden we een verklaring voor onze vooroordelen.

Laten we eens kijken naar de term expat. Deze verwijst naar het Latijnse ex (buiten) patria (vaderland). Een expat is dus iemand die buiten het thuisland verblijft. In de Engelse taal verwees expat naar Europese migranten die in de vroege 19deeeuw naar het onafhankelijke Amerika reisden.

Door ‘expatriation’ ontliepen ze zeggenschap van de overheid van hun land van herkomst. Én, heel belangrijk, ze konden Amerikaans staatsburger worden. In de twintigste eeuw zag men de omgekeerde beweging. Het begrip expats verwees naar migranten die Amerika verlieten en daardoor hun burgerrechten – en plichten verloren. Uitgezette kunstenaars bijvoorbeeld.

Rond 1960 kreeg de term ‘expat’ haar huidige betekenis. Na WOII verlieten veel Amerikanen hun land voor de liefde of voor zaken. De term ‘expat’ werd gemeengoed in het bedrijfsleven toen de internationalisering van de arbeidsmarkt op stoom kwam.

Dit alles verklaart nog niet de negatieve connotatie van het woord expat. De associaties die aan de term kleven, komen voort uit de voordelen die kolonisten ontvingen. Bijvoorbeeld de bescherming die ze genoten van de lokale overheid. Maar ook het verkeren in diezelfde kringen en het superieure gevoel dat om ze heen hing. De huidige expat draagt die betekenis als een juk op de schouders. Onterecht.

Internationals, zoals wij expats noemen, zijn modaal verdienende mensen die hard hun best doen om te integreren. Hun expat-vergoeding is vaak uitgekleed. En met meestel slechts één inkomen voor het hele gezin concurreren ze op onze uitdagende huizenmarkt. En nee, ze spreken lang niet allemaal Nederlands. Maar bedenk dat niet elke beta óók een talenknobbel kan hebben.

Dat hoef je ook niet van ome Harry te verwachten. We nodigen hem trouwens nog altijd uit voor familiebijeenkomsten. En langzaamaan ontdooit hij. Er is dus hoop. Want niet op elkaar lijken of elkaar niet begrijpen, ontslaat je niet van medemenselijkheid.