Jimmy Nelson kijkt het geluk in de ogen

Op 3 december stond kunstenaar Jimmy Nelson op het podium bij 24U in het Eindhovense Parktheater. Hij nam ook de tijd om WATT bij te praten. Jimmy is bekend van geprezen fotoboeken als Before they pass away, waarvoor hij wereldwijd talrijke inheemse gemeenschappen bezocht. Onderweg vond hij terug wie hij vanaf zijn zevende jaar was kwijtgeraakt: zichzelf.

tekst: Paul van Vugt
foto’s: Jimmy Nelson en Ralph Sweegers

Jimmy reisde van zijn woonplaats Amsterdam naar Eindhoven per vouwfiets en trein. Autorijden doet hij zelden. Het maakt hem somber en vlak. Reizen door weer en wind opent zijn zintuigen. En ook de treindeuren openen zijn wereld. Luisteren. Verhalen delen met onbekenden. Over van alles en niks. Over hoe ze in het leven staan. Reizen met het ov maakt hem gelukkig. Daar maakt hij contact en voelt hij humaniteit. Het echte leven dat we in de beschaafde wereld steeds meer lijken te verliezen.

Zo’n 50 jaar geleden glipte bij Jimmy zelf het leven door de vingers. Zijn ouders stuurden hem naar de kostschool in het Engelse Kent. Hier ontnamen de priesters hem al zijn levensgeluk. Zij schreven de gitzwarte pagina’s van Jimmy’s leven. “Ik voelde me leeg. Waardeloos. Ik was volledig disconnected. Op slot.”

Een malaria-aanval die hem op jonge leeftijd volledig en voorgoed kaal maakte, vloerde zijn zelfbeeld definitief. “Van mijn ego was niks meer over.”

“17 jaar was ik. Klaar met school. En doodongelukkig. Het enige dat nog klopte in mij was mijn hart. Dat was goed. Misschien was het mijn geluk dat ik niets te verliezen had. Dan loop je geen enkel risico. Er was niets wat mij nog verder kapot kon maken. Stripheld Kuifje inspireerde me om zijn sporen te volgen naar Tibet. Daar waren alle kinderen kaal, zag ik in zijn avonturen. Ik wilde mijn pijn in hen herkennen. Begrijpen.”

Het was 1984. Tibet zat op slot. Gegijzeld door de Chinezen. Ze vernietigden het land, terwijl de rest van de wereld de kop in het zand stak. Het land verkeerde jarenlang in lockdown. Verkleed als monnik en kruipend door de modder komt Jimmy via een achterdeurtje toch binnen. Iets wat nauwelijks iemand was gelukt in dertig jaar.

“Ik trof er een land dat door de rest van de wereld in de steek was gelaten. De inwoners waren verwaarloosd. Misbruikt, net als ik. Zij voelden wat ik voelde. Ik zag hen, en zij zagen mij. Ik was welkom en ze sloten me in hun armen. Ik kwam thuis op een plek waar ik nog nooit was geweest. Ik vond eindelijk weer iets van de veiligheid die ik herkende uit mijn eerste levensjaren.”

Jimmy woonde zo’n drie jaar in Tibet. Met een oude 35millimeter-camera legde hij mensen vast die hem raakten. Eenmaal terug in Engeland vroegen ze waar hij al die jaren was geweest. “’In Tibet,’ vertelde ik. ‘Onmogelijk!’, beweerde iedereen. Maar ik had bewijs, de foto’s. Deze werden erkend en gepubliceerd. Ik kreeg wat geld en een toestel, en werd op pad gestuurd. Ik ging voor het eerst op avontuur met de camera …”

“Ik deed me voor als oorlogsfotograaf en bezocht Afghanistan. Weer ontmoette ik mensen met pijn. Nog meer dan ik had. Dat idee verzachtte mijn eigen leed. Het toestel was mijn middel om dichter bij hen te komen. Zes jaar lang overleefde ik daar. Tot mijn toenmalige liefde mij diep in de ogen keek. Ik kreeg twee keuzes: doorgaan in een oorlogsgebied, de dood tegemoet. Óf met haar meegaan naar Nederland en een gezin opbouwen.”

“Ik koos voor een leven in beschaving. Jaren verdiende ik goed geld met reclamefotografie. Zonder opleiding, maar met fotografische levenservaring. Ik legde producten vast, in de studio of op locatie. Puur voor de marketing. En dus totaal niet boeiend. Ik was niet geïnteresseerd in die dingen. Ik was in Tibet en Afghanistan gegrepen door de mens. En dat had mij nooit losgelaten. In de commerciële wereld was ik ver verwijderd van mijn kern. Ik wilde verbinden met anderen. Het zal geen cent opleveren, wist ik. Maar fuck it …”

“Als ik iets heb geleerd in mijn welvarende jaren, is het dat geld mij niet gelukkig maakt. Ik ging op zoek naar echte rijkdom. Naar een weelde die wij nauwelijks nog kennen. Op plekken waar niet geld, maar mens-zijn de drijfveer is.”


De jaren die volgen, zijn niet te vatten in woorden, maar de talrijke foto’s van Jimmy tonen wél een glimp. Ze zijn gedocumenteerd in Before They Pass Away en Homage to Humanity. Ze scheppen een beeld van een wereld die wij niet kennen. Van inheemse gemeenschappen die in het mooiste licht poseren. Gefotografeerd zoals Jimmy hen zag. In al hun pracht, op schilderachtige locaties. Van Sudan tot Ethiopië. En van Mongolië tot Papua Nieuw Guinea. Een wereldse reis, verteld met fine art fotografie. Ze tonen de liefde en aandacht die Jimmy heeft voor de mensen.

Maar toch zijn de foto’s geen schim van het verhaal erachter.

Elke stap richting een gemeenschap was omgeven door onzekerheid. Jimmy liet zich gidsen door lokale vertrouwelingen op weg naar het onbekende. Hij leerde communiceren met alle culturen. Met handen en voeten. Soms was hij welkom, soms een vijand. Hij eindigde knielend op de grond met een wapen tegen zijn slaap. Onder schot gehouden door een groep verbannen kinderen die, net als hij ooit, niks te verliezen had. Oprechte aandacht in hen bleek een sterker wapen. Hij won vertrouwen. Wederom door de ander te zien. De afkomst en pijn. De huid en littekens. Hun ware aard achter de vijandigheid.

Wie een ander ziet, zo leerde Jimmy, die komt ergens. De weg naar zelfs de diepst gelegen gemeenschap lag open voor hem. Hij droeg een oude, analoge platencamera bij zich. Met een groot filmformaat voor rijk gedetailleerde beelden. De camera levert pure kwaliteit, maar is bewerkelijk en werkt uiterst traag. 

“Functioneel traag,” volgens Jimmy. “Elke foto vraagt om engelengeduld. Van mij, en zeker van mijn modellen. Zij wisten niet eens wat een foto is. Laat staan het nut van poseren. Uitleggen kon ik het niet, want we spraken elkaars taal niet. Maar in al dit ongemak ligt de grote waarde van elke foto. De urenlange aandacht die ik voor ze had, was een taal die zij begrepen. Die schepte langzaam, maar zeker een band.”

“Soms investeerde ik wekenlang in relaties. Gebarend, wijzend, lachend … Ik nam eens een groep mee naar een waterval. Urenlang wachtte ik tot het moment waarop alles klopte. De harmonie tussen de jongens, het water, de lichttemperatuur … Voor me zag ik plots de foto die al een leven lang op mijn netvlies stond. Doodop was ik na de klik. Ik viel in slaap op de natte stenen, met de gemeenschap om me heen.”

Jimmy sliep een van de mooiste nachten van zijn leven. “Ik werd wakker en voelde me vederlicht. De zwaarte van de kwetsbaarheid die ik al die jaren meedroeg, was verdwenen.”

“Ik was verlost. Want ik wist: als ik een ander in al zijn pracht in het mooiste licht zet, als ik via hun ogen naar hun innerlijk kijk, en als ik anderen écht zie, dan schijnt het licht vanzelf op mij.”

Jimmy verwierf wereldfaam met zijn boeken, maar die waren nooit een doel op zich. Zelfs de foto’s niet. “Ik wilde gewoon vluchten van hier. Obsessief zoeken naar de mooiheid van ons bestaan. Dat idee gaf mij zoveel energie. Ik zocht naar mooie momenten in het leven. Een zoektocht die we allemaal nastreven om blij te zijn. Dat klinkt simpel, maar dat is het niet. Kijk maar om ons heen. Zijn we nog écht in staat om onszelf gelukkig te maken?”

“De somberheid die soms als een sluier over de beschaafde wereld ligt, die kennen de bezochte mensen niet. Zij zijn veel te druk met leven. Met eten sprokkelen en zorgen voor elkaar. Ze zijn de hele dag bezig om mens te zijn. Zorgen voor kinderen. Voor de ouderen. Depressies bestaan daar niet.”

“In onze wereld ontwikkelen we alles door. We delegeren langzaam, maar zeker alles naar technologie. Wij hoeven nog amper werk te verrichten. We mijden zoveel mogelijk risico’s, en daardoor verliezen we contact met ons lichaam. En naarmate we ons vullen met materialistische zaken, groeit ons onbehagen, die we vervolgens door de farmacie op laten lossen.”

“Ik schets misschien een te negatief beeld, want natuurlijk heeft ons leven hier ook voordelen. Toch denk ik dat de beschaving en technologie ons steeds verder wegdrijft van wie we zijn. En dan moet de echte opmars van AI nog beginnen. Als je het mij vraagt is dat levensgevaarlijk, als we niet inzien dat we ook dat menselijke juist nodig hebben. AI is de volgende stap om onszelf overbodig te maken. En daar zullen we niet blijer van worden.”

“We moeten beseffen dat het lichaam ons vehikel is. Dat je het op de rijkste en gezondste manier moet koesteren in de schaarse tijd die je hier hebt. Door in contact te staan met de natuur en met de mensen om ons heen. Voor mij heeft dit inzicht de disbalans hersteld die ik voelde tussen mijn 7e en mijn 17e.”

“Ik realiseer me wat ik hier wel, en wat ik niet heb. De ontwikkelde wereld geeft me veiligheid, een verzekering … alles wat ons leven comfortabel maakt. Al het eten dat we willen. En bijna alles wat ons hartje begeert. Behalve de pure humaniteit, die zoek ik elders. Door naar plekken te gaan waar weelde niet in geld wordt uitgedrukt, maar in blijheid. Waar ze weten wat het is om echt te voelen. Om te dansen. Om muziek te maken. Om de aarde, die wij hier opgebruiken, alle aandacht te geven.”

“Ik reis wel eens terug naar de mensen om de boeken te laten zien waarin ze staan. Het grappige is dat de meesten niet geïnteresseerd zijn in de foto’s. In hoe de andere mensen eruitzien. Uiterlijk boeit ze niet, want dat is het makkelijkste om te laten zien.”

“Wat ze wél iets doet? Mijn bezoek. Mijn terugkomst. Dat ik ze weer zie.”

Zoeken
Druk op enter om te zoeken of ESC om te sluiten